Bestaande bouw § 3.7.5 Tijdig vaststellen van brand

Artikel 3.114 (aansturingsartikel)

  1. Een bouwwerk heeft zodanige voorzieningen dat brand tijdig kan worden ontdekt zodat veilig kan worden gevlucht.
  2. Als voor een gebruiksfunctie in tabel 3.114 regels zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan het eerste lid voldaan door naleving van die regels.

Artikel 3.115 (brandmeldinstallatie)

  1. Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage II, als:
    1. de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in die bijlage genoemde waarde;de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau hoger ligt dan op de in die bijlage genoemde hoogte; of
    1. die bijlage dit aanwijst zonder dat sprake is van een hoogte als hierboven bedoeld.
  2. Een brandcompartiment waarin een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in het eerste lid ligt, heeft een brandmeldinstallatie met eenzelfde omvang van de bewaking en doormelding als die gebruiksfunctie.
  3. Voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte in niet meer dan een richting kan worden gevlucht, zijn de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert, en verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico en een doorgang die aan die buiten die verblijfsruimte gelegen ruimte grenst, voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimte-bewaking als bedoeld in NEN 2535, als:
    1. de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan één richting kan worden gevlucht meer dan 10 m is;
    1. de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert en van de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m² is; of
    1. het aantal op de enkele vluchtroute aangewezen verblijfsruimten meer dan twee is.
  4. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing als boven de in bijlage II bedoelde hoogste vloer niet meer dan zes opstelplaatsen voor bedden voor kinderen zijn.

Artikel 3.116 (melding en doormelding)

  1. Een in artikel 3.115 bedoelde brandmeldinstallatie meldt rechtstreeks:
    1. naar een zorgcentrale bij zorg op afroep; en
    1. naar een zusterpost bij 24-uurszorg.
  2. Een doormelding als bedoeld in artikel 3.115 vindt rechtstreeks plaats naar de regionale alarmcentrale van de brandweer.

Artikel 3.117 (rookmelders)

  1. Een woonfunctie heeft op iedere bouwlaag met een verblijfsruimte of met een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een rookmelder die voldoet aan EN 14604.
  2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur heeft een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen, bedoeld in NEN 2555.
  3. Een verblijfsruimte heeft een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen, bedoeld in NEN 2555. Dit is niet van toepassing op een verblijfsruimte in een wooneenheid als elke wooneenheid in de woonfunctie in een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment ligt met een volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag vanuit dat beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment van ten minste 30 minuten.
  4. Een verblijfsruimte en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van het gebouw hebben een of meer rookmelders die voldoen aan de primaire inrichtingseisen, bedoeld in NEN 2555.
  5. Het eerste, tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing op een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 3.115.
  6. In aanvulling op het vierde lid is het in de primaire inrichtingseisen bedoelde alarmeringssignaal permanent waarneembaar door de voor de 24-uurs bewaking van de logiesfunctie verantwoordelijke functionaris of vindt rechtstreekse doormelding plaats naar die functionaris.