arbowet en arbobesluit

De Arbowet is een Nederlandse wet die regels bevat voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen.

arbowet (wettekst m.b.t. vluchten, ontruimen en noodverlichting)

Ieder bedrijf of instelling in het kader van de Arbowet, artikel 5, verplicht is een Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) te maken. Deze RI&E is de basis voor een bedrijfsnoodplan met daarin onder meer een ontruimingsplan, een aanvalsplan, een continuïteitsplan en een calamiteitenplan. Artikel 8 van de Arbowet is van toepassing op het gebied van pictogrammen en veiligheidssignalisatie.

ontruimingsplan

Een ontruimingsplan van gebouwen moet worden opgesteld in het kader van de bouwverordening art. 6.1.1, en in het kader van de Arbowet, art. 15 en Arbobesluit, art. 2.17. Om deze reden moet een ontruimingsplan kunnen worden getoetst door de brandweer, maar ook, in samenhang met de bedrijfshulpverlening, door de Arbeidsinspectie.

Tevens is elk bedrijf of instelling welke bestaat uit meer dan 1 persoon is volgens de wet verplicht een Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) op te stellen. Hierin staat beschreven wat de risico’s binnen de betreffende organisatie zijn. De risico’s waarvoor geen directe oplossing kan worden gevonden noemen we restrisico’s en kunnen worden meegenomen in het bedrijfsnoodplan. Restrisico’s zijn bijvoorbeeld brand, bommeldingen, vallen of struikelen. Restrisico’s kunnen een reden zijn een gebouw te ontruimen, bijvoorbeeld bij brand of een gaslek. Voor paniek die dan mogelijk kan ontstaan is een goede voorbereiding noodzakelijk. Die voorbereiding kan worden uitgevoerd met een ontruimingsplan.

Het ontruimingsplan moet zo worden opgezet dat dit plan te toetsen is door de brandweer.
Daarnaast kan worden gesteld dat een ontruimingsplan onderdeel is van het bedrijfshulpverleningsplan van de betreffende organisatie. De richtlijnen voor het samenstellen van een ontruimingsplan zijn in de NEN 8112 opgenomen en afhankelijk van de bestemming en het gebruik van het gebouw.

ontruimingsplattegronden

De noodzaak van ontruimingsplattegronden volgt uit de NEN 8112 en moeten worden opgesteld conform NEN 1414 (symbolen voor veiligheidsvoorzieningen op ontruimings- en aanvalsplannen). Ontruimingsplattegronden zijn bedoeld om de gebruikers van een gebouw te informeren hoe ze het gebouw in geval van nood moeten verlaten.

Doelstelling is het informeren van alle aanwezigen in het gebouw, die geen veiligheidskundige achtergrond hebben, over de vluchtmogelijkheden. Ontruimingsplattegronden moeten daarom eenvoudig en zo van opzet zijn dat deze goed leesbaar zijn voor personen die geen technische tekeningen kunnen lezen. Op de plattegronden staan daarom alleen de op deze doelgroep afgestemde informatie. De plattegronden moeten zodoende bijdragen aan het veilig en zelfstandig verlaten van het gebouw door aanwezigen.

De ontruimingsplattegrond mag in secties (bijv brandcompartimenten) worden opgedeeld. Het aantal ontruimingsplattegronden per bouwlaag wordt medebepaald door de complexiteit van de te volgen vluchtroute. (te grote loopafstand, zowel tussen de ontruimingsplattegronden onderling als tussen de laatste ontruimingsplattegrond en de (nood-) uitgang, schept onduidelijkheid over de te volgen vluchtroute.

wettekst m.b.t. vluchten, ontruimen en noodverlichting

Arbobesluit artikel 8.4

Het Arbobesluit maakt deel uit van de Arbowet. In het Arbobesluit staan concrete regels, ingedeeld naar onderwerp. In artikel 8.4 staan regels omschreven die te maken hebben met pictogrammen en veiligheidssignalisatie.

Artikel 3.6. Vluchtwegen en nooduitgangen

  1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen.
  2. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximumaantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.

Artikel 3.7. Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen

  1. Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels.
  2. Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend.
  3. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen.
  4. Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt.
  5. De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting.
  6. De vluchtwegen, de deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen alsmede de nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen.

Artikel 3.8. Brandmelding en brandbestrijding

  1. In aanvulling op artikel 15 van de wet zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de arbeid die daar wordt verricht, de daaraan verbonden gevaren en het maximumaantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig.
  2. Indien nodig zijn, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig.
  3. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen.
  4. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. De signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.

Artikel 3.9. Noodverlichting

Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van het kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld, zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken de werknemers over individuele verlichting.

Arbowet artikel 8. Voorlichting en onderricht

  1. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken. Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand, bedoeld in de artikelen 13, 14, 14a en 15, in zijn bedrijf of inrichting is georganiseerd
  2. De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden.
  3. Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken.
  4. De werkgever ziet toe op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in het eerste lid genoemde risico’s alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.